hert
Geen aantrekkelijk gebied om in te leven. Wel een aantrekkelijk jachtterrein! Dat het gebied ontoegankelijk was blijkt wel uit het feit dat de Romeinen het als een bufferzone tussen hun Noordgrens en het daarboven gelegen gebied hebben gebruikt. Toch werd de ontginning al rond het jaar 800 ter hand genomen, het eerst vanaf de hogere gronden achter de duinen en vanuit de woonkernen langs de grotere rivieren. De eerste boerderijen werden gesticht op de verhoogde oevers van de kreken. Allereerst moest men het land ontdoen van de bomen en de struiken. Daarna begon het pas. Veen is net een spons, het houdt het water vast. Om dit kwijt te raken moesten greppels worden gegraven naar de bestaande geulen of moest een afwateringskanaal worden gegraven. Men koos de kortste weg voor het water, de greppels werden dwars op het afwateringskanaal gegraven. Dikwijls kan men dit nog in het tegenwoordige landschap herkennen.

romeinen

Alhoewel men dat zou denken, was het veen massief niet geheel vlak. De natuurlijke geulen of riviertjes zoals Rotte, Gouwe, Aar en Drecht lopen alle ongeveer vanuit het midden naar de randen van het grote veen massief. De natuurlijke geulen lagen onder het maaiveld en het geheel weer boven het peil van de grote rivieren. Zo vloeide het water dus vanzelf af als men eenmaal een afwateringskanaal had gegraven. Maar zo zou het niet blijven. Door water aan het veen te onttrekken begon dit in te klinken en verloor veel van zijn volume. Het bodempeil daalde dus. De zanderige bedding van geulen en riviertjes bleef echter op hetzelfde peil met het gevolg dat een natuurlijk afvloeien niet meer mogelijk was en men zich verplicht zag dijken aan te leggen om overstroming vanuit de kreken en afwateringskanalen te voorkomen. Om de grote watermassa's uit het veen te kunnen afvoeren moest men ook overgaan tot het graven van kanalen direct naar de grote rivieren. (Schiekanaal, Zweth) In de loop der eeuwen zijn er talloze dijkdoorbraken geweest en ont- stonden, vooral door inklinking, dus door daling van de bodem, de plassen. En als het water eenmaal vrij spel had zorgden wind en golven voor uitbreiding en werd steeds meer land verzwolgen.

vis

En kregen de vissen meer ruimte. En met hen kwamen natuurlijk de vissers en ontstond er een nieuwe "industrie". Vis was het vlees van het "gemene" (gewone) volk. Maar vroeg of laat werden de dijken hersteld en het land weer drooggemalen. vissenDe visser ging, de boer kwam. De beste manier om een indruk te krijgen van de gigantische hoeveelheid veen die in het 2e millennium werd afgegraven en afgevoerd is te kijken naar het omringende land vanuit een typisch veendorp zoals bijv. Leimuiden. Men kijkt werkelijk in de diepte. Toch heeft het gehele gebied op dezelfde hoogte als de huidige dorpskern gelegen. Hierbij moet wel bedacht worden dat een deel van het hoogteverschil is ontstaan door inklinking. Vooral de intensieve bemaling van de laatste eeuwen deed de polders steeds verder wegzakken.